Onlangs verscheen de derde roman van Lucy Neetens, met de treffende titel “Ik heb je liever”. In dit boeiende verhaal is Ellen, de hoofdpersoon, terug te vinden op het Gelukkigerwijspad. Alle etappes komen aan bod. Een leuke aanrader dus om te lezen. Misschien als voorpret, of tijdens de route om met de hoofdpersoon mee te leven of achteraf: je herkent dan waar de hoofdpersoon wandelde. Wij vonden het erg leuk om te horen dat het Gelukkigerwijspad een rol speelt in Lucy’s nieuwste roman en wilden graag meer weten over haar ervaringen.
Kan je kort iets vertellen over de hoofdpersoon uit “Ik heb je liever” en haar reis?
In Ik heb je liever balanceert Ellen, een vrouw van achtendertig jaar, op de grens van Wonder- en Gedonderland. Wonderland is haar vluchthaven, Wonderland is de plek waar ze zichzelf kan en mag zijn. In Gedonderland vervult ze een scala aan rollen – van echtgenote en moeder tot aan detective tegen wil en dank – en liggen er altijd wel problemen op de loer. Tijdens het wandelen ontdekt Ellen steeds meer hoe ze ook in Gedonderland kan overleven.
Wat inspireerde je om het Gelukkigerwijspad te verweven in jouw nieuwste roman?
Ik wilde mijn hoofdpersoon graag een stukje van een pelgrimsroute laten lopen, vanwege de chaos in haar hoofd. Zo stuitte ik op de website van het Gelukkigerwijspad. Wat een leuke website! Ik bestelde het pelgrimspakket en werd daar helemaal blij van. Toen wist ik het zeker: mijn hoofdpersoon ging deze route lopen.
Hoe heeft je eigen ervaring met het Gelukkigerwijspad invloed gehad op je schrijfproces?
Ik ben zo’n auteur die niet van tevoren weet hoe het verhaal zich precies zal ontwikkelen. Eenmaal onderweg – met het boek en op het Gelukkigerwijspad – zie, hoor en ruik ik dan altijd wel dingen die ik kan gebruiken. Dat kunnen de kleinste dingen zijn. Bijvoorbeeld de tekst op een bestekzakje bij restaurant Moeke in Rhenen: “Moeke weet als geen ander hoe de vork in de steel steekt”. Of ik ontmoet bijzondere mensen, zoals de vrijwilligster van de DomShop in Utrecht, die mij het bijzondere verhaal vertelde – bruikbaar schrijversmateriaal! – over de halve kerk: “Tijdens de grote zomerstorm van 1674 werd het middenschip van de kerk weggeblazen”. Het koor en de hoge toren bleven overeind. Zowel de stad Utrecht als het rijk hadden destijds geen geld voor herstelwerkzaamheden, daardoor is de Domkerk een halve kerk gebleven.
Wat hoop je dat lezers zullen meenemen na het lezen van “Ik heb je liever”?
Ik hoop dat ik lezers met mijn schrijven weet te raken. En ik wil mensen graag aan het denken zetten. Niet alles is zo zwart-wit als het vaak lijkt: een disbalans kan ook een balans zijn. In Ik heb je liever beschrijf ik dit als volgt: “Als Sandro zingt: “Voel hoe mooi alles in balans is en hoe het leven op aarde de perfecte dans is”, dan geloof ik hem. Mijn disbalans is ook een balans. Mijn uit-de-maat dans is perfect. “Pieken en dalen komen en gaan, het is de kunst om in het oog van de storm te blijven staan”. Ik adem opluchting in en schuldgevoelens uit. “
Kun je een paar fragmenten uit je boek met ons delen die het Gelukkigerwijspad goed illustreren?
Bij Museum Flehite in Amersfoort: “Ik wandel door de oude binnenstad van Amersfoort en zie een enorme sculptuur van een plassende ijsbeer. Ik voel een glimlach op mijn gezicht verschijnen. Mijn nood is gelukkig minder hoog en van een heel andere orde. Ook stuit ik in deze eerste paar wandelminuten op verschillende gedichten. Sommige dichtregels blijven me bij: “… Kom, staak je sores, steek de draak met Joris …” of “… toch is niets hier echt veranderd, alleen uw kijk op deze zaken”.”
Bij de Uilentoren van Leersum: “Op de hoeken van de toren staan uilen. Ik kijk van de uilen op de toren naar het insigne op mijn jas. Met de wijsheid van de uil … Ik kom er wel. Een diep vertrouwen nestelt zich in mijn lijf, in mijn buikbrein welteverstaan. Dat vertrouwen verwarmt. Het voelt alsof de zon daarbinnen opkomt. Ik sla mijn armen koesterend om mijn buik en glimlach. Zo voelt zwanger zijn van geluk. Zo voelt het als de geboorte van opnieuw leven zich aankondigt. Ik leefde de laatste tijd niet echt. Ik overleefde. Pas als een paar motoren mijn rust verstoren, sta ik op om mijn pad te vervolgen. De zon in mijn buik neem ik met me mee.”